Eigenschap:Definitie (nl)

Kennismodel
:
Type eigenschap
:
Tekst
Deze datatypespecificatie wordt genegeerd; de specificatie uit de externe vocabulaire krijgt voorrang.
Geldige waarden
:
Meerdere waarden toegestaan
:
Nee
Weergave op formulieren
:
Tekstvak
Initiële waarde
:
Verplicht veld
:
Nee
Toelichting op formulier
:
Een begrip kan een formele definitie (nederlangstalig) hebben. Deze wordt waar mogelijk overgenomen uit een officiële publicatie. (skos:definition)
Subeigenschap van
:
Geïmporteerd uit
:
Formatteerfunctie externe URI
:

Klik op de button om een nieuwe eigenschap te maken:


nl

100 pagina’s gebruiken deze eigenschap.
b
een constructie om, in combinatie met een grondlichaam (waterkering) of in plaats van een grondlichaam, water te keren.  +
een verbreding aan de binnendijkse zijde van de dijk om het dijklichaam extra steun te bieden en/of om zandmeevoerende wellen te voorkomen.  +
aan de polderzijde van de waterkering gelegen.  +
een sloot gelegen binnen één kadastraal perceel of tussen twee aan elkaar grenzende kadastrale percelen van één eigenaar.  +
het hellend vlak van het dijklichaam aan de binnendijkse zijde van de dijk.  +
een bacterie die naast chlorofyl ook andere pigmenten gebruikt in een fotosyntheseproces dat sterk lijkt op het fotosyntheseproces van algen.  +
een daling van het grondoppervlak als gevolg van krimp, klink, zetting, oxidatie en/of verdichting. De grondsoort en de mate van ontwatering spelen hierin een belangrijke rol.  +
een maatregel bedoeld om bodemdaling af te remmen.  +
het schoonmaken van vervuilde grond.  +
het stelsel van gemeen liggende, met elkaar in open verbinding staande waterlopen dat geen onderdeel is van een polder en waarop het water van lager gelegen polders wordt uitgeslagen en dienend voor eventueel tijdelijke berging en afvoer naar bv. een rivier.  +
een langs de boezem gelegen waterkering die moet voorkomen dat het water uit de boezem bij hoog water het achtergelegen land binnenstroomt.  +
een sleufloze techniek waarbij vanaf een intredepunt met een voorgevormde gebogen boorstang een boorgat wordt maakt tot aan een uittredepunt.  +
een boogboring waarbij bentoniet door de snijkop spuit om de boorgang open te houden.  +
een boorstaat is een log of beschrijving van een boring, met onder andere diepte, grondsoort, kleur en specifieke waarnemingen.  +
een ontgraving noodzakelijk voor de aanleg, sloop of verwijdering van funderingen, kelders of andere ondergrondse bebouwing of objecten, voor bodemsaneringen of voor inspectie van ondergrondse objecten.  +
een bemaling om een bouwput droog te maken en te houden.  +
een constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart.  +
het hoogst toegestane waterpeil zoals vastgesteld in het geldende peilbesluit.  +
verder in de richting waar het water vandaan komt.  +
het uit de bodem of bouwputten onttrekken van grondwater door middel van een pomp.  +
een civielkundige constructie die doorgang verschaft voor voetgangers, dieren, voertuigen en diensten boven obstakels of tussen twee punten op een hoogte boven de grond.  +
gelegen tussen het buitenwater en de dijk die dat water keert.  +
het zorgen voor de instandhouding van een waterstaatswerk.  +
een natuurlijk of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het buitengewoon onderhoud van waterkeringen, wateren, oevers, werken of bergingsvoorzieningen voor water of regenwater.  +
het hellend vlak van het dijklichaam aan de waterkerende zijde.  +
c
een plotselinge, onverwachte en ongewone gebeurtenis met aanzienlijke materiële en/of gevolgschade.  +
het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.  +
een constructie in het boezemwatersysteem waarmee het mogelijk is om de boezem af te sluiten.  +
een groep objecten op een fysieke locatie die gerealiseerd en in stand gehouden worden voor een of meerdere specifieke waterstaatkundige functies.  +
een peilbesluit waarin alléén de bestaande praktijksituatie wordt vastgelegd en bestuurlijk wordt vastgesteld.  +
een onderbreking in een waterkering voor de doorvoer van een weg of spoorweg, die bij extreme waterstanden afsluitbaar is.  +
d
een in en dwars over een water opgeworpen constructie die dient om het water te keren, te leiden of te verdelen.  +
een toegangsdam naar een perceel, waar een duiker in ligt  +
een verticale grond- en/of waterkerende constructie, die bestaat uit een rij losse de grond in gedreven wandelementen die door middel van een gronddichte en in sommige gevallen ook waterdichte messing-en-groefverbinding met elkaar zijn verbonden.  +
het volume van een vloeistof of een gas dat per tijdseenheid door een doorsnede stroomt.  +
een vaak slecht doorlatende bodemlaag die zich bevindt aan het maaiveld.  +
een in de grond vervaardigde betonnen wand, die een dragende en/of waterkerende functie heeft.  +
een organisatie die kan worden opgeroepen en kan worden ingezet om in het geval van calamiteiten de dijken te bewaken.  +
de voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur van het waterschap.  +
een waterkerende constructie die bestaat uit de kruin met aan weerszijde taluds, met inbegrip van eventuele bermen en 5 meter vlak aan weerzijden (of tot aan de bodem van een naastliggende watergang).  +
een markant punt op de waterkering of op het strand dat dient als referentiepunt voor afstandsaanduidingen.  +
een object dat evenwijdig aan de watergang over een langere afstand doorloopt, bijvoorbeeld een hekwerk.  +
de onder de waterspiegel gelegen dwarsdoorsnede van een watergang.  +
de doorvoercapaciteit waar een watergang minimaal aan moet voldoen om de aan- en afvoercapaciteit te garanderen.  +
het afvoeren van overtollig grondwater via drainagebuizen.  +
een pomp voor de afvoer van drainagewater.  +
een put voor het verzamelen van drainagewater.  +
de in- en/of uitstroomlocatie van de drukdrainage.  +
een deel van het oppervlaktewaterlichaam dat een deel van het jaar niet watervoerend is, maar wel belangrijk kan zijn voor de waterhuishouding.  +
de verticale afstand tussen maaiveld en de (water)bodem.  +
het boven het schouwpeil gelegen deel van het talud tot aan de insteek van de watergang.  +
het hoogteverschil tussen het peil in de sloot (streefpeil) en het aanliggende grondoppervlak (maaiveld).  +
de optimale drooglegging voor een bepaalde combinatie van functie, grondsoort en grondgebruik, geldend bij winterpeil.  +
het aansluiten van onderwaterdrains op een put waarin het peil met behulp van een pomp onafhankelijk van het slootwaterpeil opgezet of verlaagd kan worden.  +
een kokervormige constructie met als doel de wederzijdse verbinding tussen oppervlaktewater te waarborgen, waarbij in principe de bodem van de waterloop, in tegenstelling tot die van de brug, wordt onderbroken.  +
eenkwalificatie van activiteiten en ontwikkelingen, die enerzijds voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar anderzijds niet leiden tot beperkingen voor toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien.  +
een insteekhaven met de lange zijde en invaart dwars op de watergang.  +
een vorm van peilbeheer waarbij het waterpeil wordt gestuurd binnen een van tevoren vastgestelde boven- en ondergrens.  +
een dikke vloeibare stof die wordt gebruikt om leidingen van een relatief kleine diameter over de gehele lengte te vullen, waardoor deze blijvend flexibel en waterdicht is.  +
e
een samenhangend stelsel van kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones dat prioriteit krijgt in het natuur- en landschapsbeleid van de overheid.  +
een vispassage, natuurvriendelijke oever, en elke andere voorziening ten behoeve van de aquatische ecologie.  +
een waterkering waarbij het achterland relatief hoog ligt en waarbij geen bebouwing aanwezig is in het beschermde gebied achter de waterkering.  +
de bovenste draagkrachtige laag waar de fundering op rust.  +
de eerste bodemlaag vanaf het aardoppervlak (vaak opgebouwd uit zand en/of grind), waarin het grondwater zich relatief gemakkelijk kan verplaatsen en die aan de bovenzijde begrensd wordt door een mogelijk slecht doorlatende laag met een vrije waterspiegel en aan de onderzijde begrensd wordt door een ondoorlatende laag.  +
de eigenaar van het perceel of de percelen waarin het waterstaatswerk is gelegen.  +
een advies hoe men een erf duurzaam kan inrichten.  +
het proces waarbij grond, gesteente en dergelijke verplaatst worden door c.q. wegspoelen onder invloed van wind, stromend water of bewegende ijsmassa's.  +
de afdekking van een grondlichaam, bijvoorbeeld gras of steen, ter voorkoming van uitspoeling van grond.  +
de weerstand van een materiaal tegen de eroderende werking van stromend water, regendruppels of wind.  +
f
een voorziening langs een steile oever van een waterweg, waar (te water geraakte) dieren aan land kunnen komen.  +
een oever met een geleidelijk oplopend talud van de watergang naar het land.  +
een vorm van peilbeheer waarbij het waterpeil vrij kan fluctueren binnen een vooraf vastgestelde boven- en ondergrens.  +
het verbeteren van het peilbeheer zonder vast te houden aan starre peilregimes wanneer dit niet nodig is.  +
het water in de verzadigde zone van de bovenste bodemlaag (deklaag) met een vrije grondwaterspiegel. Dit grondwater staat rechtstreeks in verbinding met de atmosferische luchtdruk.  +
in de omgevingsvisies die gemeenten en provincie opstellen voor hun gebied worden functies toegekend zoals landbouw, natuur, of bebouwd gebied (stedelijk).  +
een uitgegraven gedeelte in een niet draagkrachtige grondlaag, voor de aanleg van een fundering.  +
de kwaliteit van het water uitgedrukt in fysische en chemische eigenschappen.  +
g
een collectief van agrarische grondeigenaren, dat gezamenlijk in een gebied afspraken maakt over het beheer van natuur, landschap en water en dat beheer ook samen uitvoert.  +
een plan op hoofdlijnen voor de waterhuishouding van een gebied.  +
water dat van elders in een (peil)gebied wordt ingelaten. Dit water heeft meestal een waterkwaliteit die niet van nature voorkomt in dit (peil)gebied.  +
een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.  +
een persoon die gebruik maakt van een perceel grond, bijvoorbeeld een eigenaar of een beperkt zakelijk gerechtigde (bijvoorbeeld een recht van opstal of recht van overpad) of een initiatiefnemer.  +
een inrichting voor het verpompen van oppervlaktewater in en/of uit een bepaald gebied (ten behoeve van het regelen van de waterstand in respectievelijk wateroverschot- en watertekort situaties).  +
het onder het schouwpeil gelegen grondvlak van een rivier, kanaal, meer, haven etc. met een genormeerde hoogteligging.  +
grond die in het verleden is bewerkt of omgewoeld, of waarbij grondverbetering of grondophogingen zijn uitgevoerd, waardoor de stabiliteit is afgenomen en zich zettingen kunnen voordoen.  +
de periode van 1 oktober tot 1 april.  +
een sleufloze boortechniek voor de aanleg van ondergrondse infrastructuur.  +
het zorgen voor het goed blijven functioneren van een waterstaatswerk.  +
werkzaamheden die de functie van het natte profiel van de watergang in stand houden, zoals het verwijderen van voorwerpen, materialen en stoffen die de aan-, afvoer of berging hinderen, en het schonen, maaien en verwijderen van begroeiingen anders dan die dienen voor de verdediging van de taluds.  +
werkzaamheden die de functie van de waterkering in stand houden, zoals het bestrijden van schadelijk wild, herstel van geringe beschadigingen, het in stand houden van begroeiingen en materialen dienstig aan de waterkering en het verwijderen van begroeiingen en materialen die schadelijk zijn voor de instandhouding van de waterkering.  +
een natuurlijk of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het gewoon onderhoud van waterkeringen, wateren, oevers, werken of bergingsvoorzieningen voor water of regenwater.  +
een op zichzelf staande watergang die niet is verbonden met het oppervlaktewatersysteem.  +
een korte drukstoot op het talud die ontstaat doordat de watermassa van een brekende golf het talud met grote snelheid treft.  +
de grootste hoogte boven het dan optredende gemiddeld peil, bereikt door een tegen een talud oplopende golftong.  +
het verschijnsel waarbij water over de kruin van de dijk het achterland in loopt waarbij de waterstand lager is dan de kruin, maar het water opgezwiept wordt door golven ten gevolge van wind of scheepvaart.  +
het slaan of botsen van de golven tegen iets, bijvoorbeeld het schip of de wal.  +
een geboord gat in de grond met als doel het in kaart brengen van de grondopbouw.  +
een paal waarbij tijdens de plaatsing niet of nauwelijks grond naar het oppervlak wordt getransporteerd en er dus geen holle ruimte rondom de palen ontstaat.  +
water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met de bodem of ondergrond staat.  +
een natuurgebied dat door het waterschap als grondwatergevoelig is aangemerkt.  +