Begrippenlijst
Term | Betekenis |
---|---|
hevel | een kokervormige constructie met een verhoogd middengedeelte dat twee wederzijds gelegen wateren met elkaar verbindt. |
opbarsten | het bezwijken van de grond, door het ontbreken van verticaal evenwicht in de grond, onder invloed van wateroverdrukken. |
afsluitmiddel | een beweegbare constructie met als doel een waterkerende functie te kunnen vervullen. |
peilwijziging | een neerwaartse of opwaartse bijstelling van het waterpeil ten opzichte van voorgaande peilbesluit. De drooglegging verandert (wordt groter of kleiner) ten opzichte van voorgaande peilbesluiten. |
grondwatergevoelig natuurgebied | een natuurgebied dat door het waterschap als grondwatergevoelig is aangemerkt. |
NEN-EN-ISO 9377-2 | NEN-EN-ISO 9377-2:2000 en - Water - Bepaling van de minerale-olie-index - Deel 2: Methode met vloeistofextractie en gas-chromatografie |
complex | een groep objecten op een fysieke locatie die gerealiseerd en in stand gehouden worden voor een of meerdere specifieke waterstaatkundige functies. |
waterschapsverordening | Waterschapsverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. |
ingezetenenomslag | de belasting die het waterschap oplegt aan de bewoner van een woonruimte. |
drukdrainage | het aansluiten van onderwaterdrains op een put waarin het peil met behulp van een pomp onafhankelijk van het slootwaterpeil opgezet of verlaagd kan worden. |
NEN-EN-ISO 11732 | NEN-EN-ISO 11732:2005 en - Water - Bepaling van ammonium stikstof - Methode voor doorstroomanalyse (CFA en FIA) en spectrometrische detectie |
eerste vaste zandlaag | de bovenste draagkrachtige laag waar de fundering op rust. |
visdeurbel | een project om vismigratie bij de Weerdsluis te Utrecht te bevorderen doordat belangstellenden bij een onderwater-livestream bij de sluisdeur een viswaarneming kunnen melden op basis waarvan deze extra geopend kan worden. |
kwelscherm | een ondoorlatende, in de regel verticale, constructie voor verlenging van de kwelweg. |
peilregelend kunstwerk | een ondersteunend kunstwerk voor het regelen van het waterpeil. |
openbare weg | een weg die openbaar is in de zin van de wegenwet. |
rioolwaterzuiveringsinstallatie | een inrichting waar het rioolwater wordt gezuiverd tot effluentkwaliteit dat geloosd mag worden op het oppervlaktewater. |
kwel | het water dat door een drukverschil vanuit de bodem omhoog komt. |
overige waterkering | een categorie waterkeringen, niet zijnde primaire waterkeringen, regionale waterkeringen of zomerkades. |
oever | het boven de waterspiegel gelegen oppervlakte van de dwarsdoorsnede van een oppervlaktewater tot aan de insteek. |
waterwetvergunning | een vergunning nodig als iemand bepaalde in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam of waterkering activiteiten wil ondernemen, of grondwater wil onttrekken of water wil infiltreren. |
vast peil | een peil dat niet mag variëren. |
grondboring | een geboord gat in de grond met als doel het in kaart brengen van de grondopbouw. |
onderbemaling | als door middel van een werk (bijvoorbeeld een pomp of schuif) een lager peil wordt gehandhaafd dan het in het peilbesluit vastgelegde peil. |
buitengewoon onderhoudsplichtige | een natuurlijk of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het buitengewoon onderhoud van waterkeringen, wateren, oevers, werken of bergingsvoorzieningen voor water of regenwater. |
insteekvlak | het gebied dat tussen de insteek en de waterlijn van een watergang ligt. |
administratieve grens waterschap | het grondgebied onder bestuur van een waterschap. |
schutkoker | een bovengrondse koker ter bescherming van een peilbuis. |
bekledingsconstructie | een constructie die tot doel heeft de dijkkern te beschermen tegen erosie door de waterbeweging, bestaande uit een of meerdere toplagen met daaronder (eventueel) uitvul-, filter- en kleilagen. |
CEMT-klasse | een door de Conférence Européenne des Ministres de Transport vastgestelde klassering van vaarwegen opgenomen in de Richtlijnen vaarwegen zoals periodiek vast te stellen door de Minister van Infrastructuur en Milieu. |
dam met duiker | een toegangsdam naar een perceel, waar een duiker in ligt |
vispassage | een kunstmatige passage ten behoeve van de vistrek bij kunstwerken in wateren. |
profielverdediging | een kunstmatige verdediging van talud en/of bodem van een water. |
NEN-EN-ISO 15587-2 | NEN-EN-ISO 15587-2:2002 en - Water - Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water - Deel 2: Ontsluiting met salpeterzuur |
peilscheidend kunstwerk | een ondersteunend kunstwerk om twee peilgebieden van elkaar te scheiden. |
piping | de lekstroom onder een constructie door. |
gebouw | een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. |
paspunt | om te zorgen dat de foto ook geometrisch exact overeen komt met de werkelijkheid, wordt er gebruik gemaakt van paspunten om de luchtfoto's in X/Y richting goed te leggen. Deze paspunten bestaan meestal uit circels die op de openbare weg geschilderd worden of via een systeem van „Plakschijven” op de grond worden aangebracht. |
hydro-object | de kleinste homogene (geometrische) eenheid van het oppervlaktewatersysteem. |
waterkering | een kunstmatige hoogte, natuurlijke hoogte of gedeelte daarvan, of hoge gronden met ondersteunende kunstwerken, die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben. |
NEN 6646 | NEN 6646/C1:2015 nl - Water - Fotometrische bepaling van het gehalte aan ammoniumstikstof en van de som van de gehalten aan ammoniumstikstof en organisch gebonden stikstof volgens Kjeldahl, door mineralisatie met seleen, met behulp van een doorstroomanalysesysteem - Ontsluiting met zwavelzuur, seleen en kaliumsulfaat |
binnenberm | een verbreding aan de binnendijkse zijde van de dijk om het dijklichaam extra steun te bieden en/of om zandmeevoerende wellen te voorkomen. |
buitendijks | gelegen tussen het buitenwater en de dijk die dat water keert. |
gebiedscollectief | een collectief van agrarische grondeigenaren, dat gezamenlijk in een gebied afspraken maakt over het beheer van natuur, landschap en water en dat beheer ook samen uitvoert. |
GHG | de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand, bepaald aan de hand van in peilbuis gemeten stijghoogtes ten opzichte van een bepaald niveau (maaiveld of NAP). |
winterpeil | een vast peil dat in de winterperiode wordt gehanteerd. De periode wordt in het peilbesluit vastgelegd en mag ook afhangen van de weersgesteldheid. |
een waterkering met klein risico | een waterkering waarbij het achterland relatief hoog ligt en waarbij geen bebouwing aanwezig is in het beschermde gebied achter de waterkering. |
bergingsgebied | een krachtens de Omgevingswet voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger is opgenomen. |
zwelklei | een bodemsoort/klei met het vermogen om relatief veel water op te nemen. |
toplaag betonbekleding | de buitenste verdedigingslaag van een bekledingsconstructie bestaande uit beton. |
inspectieput | een constructie toeganggevend tot het rioolstelsel. |
dijkbewaking | een organisatie die kan worden opgeroepen en kan worden ingezet om in het geval van calamiteiten de dijken te bewaken. |
watergebiedsplan | een gebied waarin het waterschap voor een periode van tien jaar de beheerplannen voor grond- en oppervlaktewater vastlegt en waarbij het rekening houdt met boeren, natuur en bebouwing. |
toplaag verpakte bekleding | de buitenste verdedigingslaag van een bekledingsconstructie bestaande uit verpakte bekleding. |
kopeinde | het uiteinde van een perceel dat aan meerdere zijden wordt omgeven door een oppervlaktewaterlichaam. |
gestuurde boring | een sleufloze boortechniek voor de aanleg van ondergrondse infrastructuur. |
boezemkade | een langs de boezem gelegen waterkering die moet voorkomen dat het water uit de boezem bij hoog water het achtergelegen land binnenstroomt. |
sleufbemaling | een bemaling om sleuven droog te leggen voor de aanleg van bijvoorbeeld rioleringen of transportleidingen. |
droge talud | het boven het schouwpeil gelegen deel van het talud tot aan de insteek van de watergang. |
hoofdingeland | een lid van het algemeen bestuur van een waterschap. |
schip | elk vaartuig met inbegrip van vaartuigen zonder waterverplaatsing en watervliegtuigen, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als middel van vervoer over water. |
keerwand | een verankerde, op zichzelf staande wand die tot doel heeft water of grond te keren. |
waterstaatswerk | een oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk. |
kernzone (van een watergang) | het centrale gedeelte van een watergang dat als zodanig in de legger is aangegeven, gemeten van insteek tot insteek. |
drooglegging | het hoogteverschil tussen het peil in de sloot (streefpeil) en het aanliggende grondoppervlak (maaiveld). |
peilbuis | een buis waarmee men de grondwaterstand meet of waarin men monsters neemt van het grondwater. |
vaarwater | een water dat kan worden bevaren. |
bovenpeil | het hoogst toegestane waterpeil zoals vastgesteld in het geldende peilbesluit. |
gebiedsvisie | een plan op hoofdlijnen voor de waterhuishouding van een gebied. |
recreatief water | een oppervlaktewater dat is aangewezen om in en op te kunnen recreëren. |
verval | het verschil in waterhoogte tussen twee punten van een oppervlaktewaterlichaam op een bepaald tijdstip. |
beweiden | het laten grazen van vee, zoals schapen, geiten of rundvee. Pluimvee wordt hier niet onder verstaan. |
brug | een civielkundige constructie die doorgang verschaft voor voetgangers, dieren, voertuigen en diensten boven obstakels of tussen twee punten op een hoogte boven de grond. |
insteekhaven | een plaatselijke verbreding van een watergang die de doorgaande oeverlijn onderbreekt, aangelegd ten behoeve van het afmeren van een vaartuig. |
baggeren | het gehele proces van ontgraven, transporteren en storten van materiaal onder water met als doel het verdiepen of winnen van mineralen. |
veen | grondsoort die grotendeels bestaat (ontstaan is) uit afgestorven plantenresten. |
schaatsroute | een door de KNSB uitgezette route voor schaatstochten. |
lasgat | een gegraven gat om een aansluiting op een kabel of leiding te maken. |
legger | een openbaar register van de beheerder als bedoeld in artikel 2.39 van de Omgevingswet en/of artikel 78 van de Waterschapswet, inclusief leggerkaart, waarin onderhoudsplicht en de vereiste onderhoudstoestand (profiel) van waterstaatswerken staan aangegeven, alsmede de beschermingszones. |
bewerken van gronden | het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waarbij de kleilaag en/of de erosiebestendige grasmat wordt beschadigd; bijvoorbeeld ploegen, frezen of spitten. |
plasberm | een natte oeverstrook die langs een watergang wordt aangelegd. |
inerte goederen | goederen die geen bodembedreigende stoffen, gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen zijn of bevatten. |
ecologische voorziening | een vispassage, natuurvriendelijke oever, en elke andere voorziening ten behoeve van de aquatische ecologie. |
Dagelijks Bestuur | bestuursorgaan waarvan de leden worden gekozen uit het Algemeen Bestuur en dat onder voorzitterschap staat van de dijkgraaf. |
fysisch-chemische waterkwaliteit | de kwaliteit van het water uitgedrukt in fysische en chemische eigenschappen. |
GLG | de Gemiddeld Laagste Grondwaterstand, bepaald aan de hand van in peilbuis gemeten stijghoogtes ten opzichte van een bepaald niveau (maaiveld of NAP). |
drainageput | een put voor het verzamelen van drainagewater. |
afvalwater | alle water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. |
waterlijn | de snijlijn van het watervlak ter hoogte van het waterpeil met de aangrenzende gronden. |
gewoon onderhoud | het zorgen voor het goed blijven functioneren van een waterstaatswerk. |
inkassing | een trapsgewijze afgraving die nodig is om een aan te brengen grondlichaam goed te laten hechten aan een bestaand grondlichaam. |
hoogwatervoorziening | een gebied rond bebouwing waarvan in het peilbesluit is aangegeven dat ten behoeve van de bescherming van de fundering het oppervlaktewaterpeil op een hoger peil wordt gehouden dan het omringende gebied. |
conserverend peilbesluit | een peilbesluit waarin alléén de bestaande praktijksituatie wordt vastgelegd en bestuurlijk wordt vastgesteld. |
vaarwegbeheer | de zorg voor het in stand houden van de scheepvaartwegen, de daartoe behorende kunstwerken en de daarlangs gelegen oevers en overwerken, zoals geregeld in de provinciale scheepvaartwegenverordering. |
boogboring | een sleufloze techniek waarbij vanaf een intredepunt met een voorgevormde gebogen boorstang een boorgat wordt maakt tot aan een uittredepunt. |
wateropgave | de verplichting van waterbeheerder om zijn watersysteem op orde te hebben. |
erfscan | een advies hoe men een erf duurzaam kan inrichten. |
kistdam | een grond- en/of waterkerende constructie bestaande uit twee gekoppelde damwanden, waartussen zich grond of een andere vulmassa (meestal granulair materiaal) bevindt. |
verheelde waterkering | een waterkering waarbij in de zone van 50 meter breedte, gerekend vanaf de referentiekruinlijn, een strook grond aanwezig is van 12 meter breedte met een hoogte van tenminste 0,20 meter boven de leggerhoogte. Verheelde kades zijn niet altijd in het landschap als waterkering te herkennen. |
watersysteemheffing | een waterschapsbelasting die inwoners betalen. |
wegbeheerder | het bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor het onderhoud van de weg gelegen langs een waterstaatswerk. |
inlaat | een duiker met een afsluitklep voor het binnenlaten van hoger gelegen water in een lager gelegen gebied. |
NEN-EN-ISO 15681-2 | NEN-EN-ISO 15681-2:2018 en - Water - Bepaling van het gehalte aan orthofosfaat en het totale gehalte aan fosfor met behulp van doorstroomanalyse (FIA en CFA) - Deel 2: Methode met een continu doorstroomanalysesysteem (CFA) |
schouw | een periodieke inspectie van waterkeringen, wateren en werken, om te controleren of het onderhoud op de voorgeschreven wijze en binnen de voorgeschreven termijn is uitgevoerd. |
beperkingengebied | een bij of krachtens de wet aangewezen gebied waar vanwege de aanwezigheid van een werk of object regels gelden over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor dat werk of object. |
grondwaterstand | de diepte van het grondwater onder maaiveld. |
opmaling | het door middel van een werk (pomp, inlaat, stuw e.d.) handhaven van een hoger peil dan het in het peilbesluit vastgelegde peil. |
belangrijke tertiaire watergang | een tertiaire watergang die door het waterschap als belangrijk is aangemerkt. |
uitstroomvoorziening | een voorziening ter bescherming van de watergang bij een uitstroomopening van bijvoorbeeld een hemelwaterafvoer of een drainagebuis. |
duiker | een kokervormige constructie met als doel de wederzijdse verbinding tussen oppervlaktewater te waarborgen, waarbij in principe de bodem van de waterloop, in tegenstelling tot die van de brug, wordt onderbroken. |
deklaag | een vaak slecht doorlatende bodemlaag die zich bevindt aan het maaiveld. |
waterbeheerder | de aangewezen overheidsinstantie die zorgdraagt voor het beheer van watersystemen, zoals opgenomen in de Omgevingswet. |
onderhoudslegger | de legger bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet, waarin voor delen van een waterstaatswerk een onderhoudsplichtige en een of meerdere onderhoudsplichten worden aangewezen. |
nachtvorstschadebestrijding | het voorkomen van schade aan bloesem van fruitbomen in het voorjaar bij nachtvorst, door middel van beregening uit het oppervlaktewater. |
KRW-oppervlaktewaterlichaam | een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 2, onder 10, van de Kaderrichtlijn Water. |
NEN-EN-ISO 5667-3 | NEN-EN-ISO 5667-3:2018 en - Water - Monsterneming - Deel 3: Conservering en behandeling van watermonsters |
inundatie | het met opzet onder water zetten van land. |
leidingsegment | delen van een leiding begrensd door wijziging materiaal, wijziging afmeting, locatie inprikpunt of locatie appendages. |
golfslag | het slaan of botsen van de golven tegen iets, bijvoorbeeld het schip of de wal. |
peilscheiding | een natuurlijke of aangelegde scheiding tussen twee gebieden met een verschillend waterpeil. |
NEN-EN-ISO 11885 | NEN-EN-ISO 11885:2009 en - Water - Bepaling van geselecteerde elementen met atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) |
interceptiebemaling | een grondwaterbemaling in of direct naast een verontreinigingsvlek om verplaatsing van de vlek, ten gevolgen van een andere bemaling, tegen te gaan. |
kanosteiger | een steiger die bedoeld is om een of meerdere kano’s aan te meren. |
NEN-EN-ISO 17993 | NEN-EN-ISO 17993:2004 en - Water - Bepaling van 15 polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) in water met HPLC met fluorescentiedetectie na vloeistof-vloeistof extractie |
natuurlijk peil | een waterpeil dat niet wordt gestuurd of met alleen een bovengrens (zonder ondergrens). |
HAS-kast | een kast met een hoge druk aansluitset voor gasleverantie aan huishoudens en dergelijke. |
kwetsbare bebouwing | de bebouwing die gevoelig is voor schade door zetting van de bodem onder andere ten gevolge van verlaging van de grondwaterstand of stijghoogte van dieper gelegen grondwater door een grondwateronttrekking. |
projectbesluit | een projectbesluit als bedoeld in afdeling 5.2. van de Omgevingswet. |
NEN-EN-ISO 5815-1 | NEN-EN-ISO 5815-1:2019 en - Water - Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) - Deel 1: Verdunning en enting onder toevoeging van allylthioureum, versie 2019; |
spoorwegbeheerder | het bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor het onderhoud van de spoorweg gelegen langs een waterstaatswerk. |
onderhoudsroute | de route die onderhoudsvoertuigen kunnen gebruiken om vanaf de kant het watersysteem te onderhouden. |
water bestemd voor menselijke consumptie | al het water dat onbehandeld of na behandeling bestemd is voor drinken, koken, voedselbereiding of andere huishoudelijke doeleinden, zowel in openbare als in particuliere gebouwen en terreinen, ongeacht de herkomst en of het water wordt geleverd via een distributienet, geleverd uit een tankschip of in flessen of in verpakkingen wordt gedaan, met inbegrip van bronwater én al het water dat in levensmiddelenbedrijven wordt gebruikt voor de vervaardiging, de behandeling, de conservering of het in de handel brengen van voor menselijke consumptie bestemde producten of stoffen. |
open bemaling | een vorm van bronnering voor de afvoer van vrij uit taluds en putbodem toestromend water en hemelwater door greppels of putten te graven in een bouwput tot een plaatselijk verdiept gedeelte, de pompput, waaruit het water kan worden weggepompt. |
kweldam | een dam om kwelwater tegen te houden. |
verlanding | een proces waarbij ondiepe watergangen door gebrekkig onderhoud langs natuurlijke weg in land veranderen. |
verhang | het relatieve hoogteverschil van een watergang over een bepaalde lengte. |
wateroverlast | de verzamelterm voor schade, ongemak en ontreddering door hoge waterstanden ten gevolge van overvloedige neerslag en/of onvoldoende ontwatering. |
NEN-EN-ISO 17294-2 | NEN-EN-ISO 17294-2:2016 en - Water - Toepassing van massaspectrometrie met inductief gekoppeld plasma - Deel 2: Bepaling van geselecteerde elementen inclusief uraniumisotopen |
bouwput | een ontgraving noodzakelijk voor de aanleg, sloop of verwijdering van funderingen, kelders of andere ondergrondse bebouwing of objecten, voor bodemsaneringen of voor inspectie van ondergrondse objecten. |
NEN-EN-ISO 6878 | NEN-EN-ISO 6878:2004 en - Water - Bepaling van fosfor - Ammoniummolybdaat spectometrische methode |
verdringingsreeks | de volgorde van functies die van water worden voorzien tijdens extreme droogte. |
tertiaire watergang | een water dat een functie heeft in de waterberging en dient voor de aan- en afvoer van water van percelen; tertiair water staat direct of indirect in verbinding met secundair of primair water. |
NEN-EN-ISO 15587-1 | NEN-EN-ISO 15587-1:2002 en - Water - Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water - Deel 1: Koningswater ontsluiting |
kleiwinput | een put die is ontstaan bij het winnen van klei en gevuld is met water. |
waterspiegel | het grensvlak tussen water en lucht. |
veenbodem | een bodem waar in de bovenste 80 cm van het bodemprofiel minimaal 40 cm veen voorkomt. |
gemaal | een inrichting voor het verpompen van oppervlaktewater in en/of uit een bepaald gebied (ten behoeve van het regelen van de waterstand in respectievelijk wateroverschot- en watertekort situaties). |
waterberging | het tijdelijk of langdurig bergen van (regen)wateroverschotten uit de omgeving. |
aanvoeren | het door middel van een werk of langs natuurlijke weg naar een oppervlaktewater halen of laten stromen van water uit een ander oppervlaktewater. |
vlonder | een constructie langs de oever van een watergang (meestal een terras) die niet over het water steekt. |
grondwaterlichaam | een afzonderlijke grondwatermassa in een of meer watervoerende lagen. |
buitentalud | het hellend vlak van het dijklichaam aan de waterkerende zijde. |
beschoeiing | een constructie veelal van staal of hout, die een oever of waterkant beschermt tegen afkalven, golven en andere invloeden die de stabiliteit van de waterkant in gevaar brengen. |
beheersmaatregel | een maatregel die zich richt op het elimineren, vermijden of verkleinen van de oorzaak of het gevolg van een ongewenste gebeurtenis. |
benedenstrooms | verder in de richting waar het water heen stroomt. |
waterbezwaarlijkheid | de mate waarin er een kans is op nadelige effecten voor het aquatisch milieu. |
prikpaal | een afrasteringspaal met schrikdraad of afzetlint om vee te keren, die zonder grondroering te plaatsen en te verwijderen is. |
onderhoudsvaarwater | het oppervlaktewater dat wordt of kan worden gebruikt om onderhoud varend uit te voeren. |
eigenaar | de eigenaar van het perceel of de percelen waarin het waterstaatswerk is gelegen. |
streefpeil | de in het peilbesluit opgenomen na te streven oppervlaktewaterstand. |
profiel van vrije ruimte | de vrij te houden ruimte voor het blijvend kunnen realiseren van de waterkerende functie van een kering voor in het heden en de toekomst. |
lozingsbesluit | de regels voor lozen van (afval)water. |
motorschip | een schip dat gebruik maakt van zijn mechanische middelen tot voortbeweging, met uitzondering van een schip waarvan de motor slechts wordt gebruikt ter verbetering van zijn bestuurbaarheid wanneer het wordt gesleept of geduwd. |
golfoverslag | het verschijnsel waarbij water over de kruin van de dijk het achterland in loopt waarbij de waterstand lager is dan de kruin, maar het water opgezwiept wordt door golven ten gevolge van wind of scheepvaart. |
waterkwantiteit | alles dat te maken heeft met de hoeveelheid water en de waterpeilen. |
overlopen | zo vol zijn, dat de inhoud over de rand loopt. |
bronbemaling | het uit de bodem of bouwputten onttrekken van grondwater door middel van een pomp. |
beheermarge | een afwijking van het peil uit het peilbesluit als gevolg van reguliere weersomstandigheden en aan-en afvoer van water. |
peilverandering | elke mogelijke verandering (verhoging of verlaging) van het peil, dus een peilwijziging of een peilindexatie/peilaanpassing. |
natuurlijk peilbeheer | een peilbeheer waarbij eigenlijk geen sprake is van beheer, maar van het vrij laten van het waterpeil. |
binnendijks | aan de polderzijde van de waterkering gelegen. |
rijksdriehoeksstelsel | een projectiemethode (coördinatenstelsel) gebaseerd op de Bessel 1841 ellipsoïde met als datumpunt Amersfoort. |
activiteit | een bepaalde werkzaamheid, verrichting. |
verhard oppervlak | de daken, bestrating, kassen etc., waarvan het regenwater wordt afgevoerd naar de riolering en/of het oppervlaktewater. |
dijkgraaf | de voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur van het waterschap. |
bouwputbemaling | een bemaling om een bouwput droog te maken en te houden. |
actiefslibtank | tank waarin een bacteriemassa onder continu zuurstofrijke danwel afwisselend* zuurstofrijke/anoxische omstandigheden biochemische omzettingen in afvalwater bewerkstelligt (* = afwisselend kan in plaats of in tijd zijn) |
bodemdaling remmende maatregel | een maatregel bedoeld om bodemdaling af te remmen. |
hoogheemraad | een lid van het dagelijks bestuur van een hoogheemraadschap. |
doorvoernorm | de doorvoercapaciteit waar een watergang minimaal aan moet voldoen om de aan- en afvoercapaciteit te garanderen. |
handelingen | alle activiteiten die van invloed kunnen zijn op watersystemen of die worden uitgevoerd op, in, boven, onder of nabij waterstaatswerken. |
keur | een voormalige verordening van een waterschap of hoogheemraadschap, waarin een stelsel van verbods- en gebodsbepalingen is opgenomen ter bescherming en instandhouding van de waterhuishouding en waterstaatswerken. |
dam | een in en dwars over een water opgeworpen constructie die dient om het water te keren, te leiden of te verdelen. |
ingreepmaat | een hoogtemaat gelijk aan de hoogte van het schouwpeil minus de waterdiepte. |
kunstwerk | een civieltechnische constructie voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen, waarvoor andere materialen dan aarde en zand zijn gebruikt. |
toplaag steenzetting | de buitenste verdedigingslaag van een bekledingsconstructie bestaande uit steenzetting. |
waterzuiveringsheffing | een waterschapsbelasting die inwoners betalen voor de reiniging van afvalwater. |
bellenbeluchting | het toevoeren van lucht vanaf de bodem van een bassin, in fijnverdeelde vorm, in afvalwater. |
watertoets | een procesinstrument dat door het waterschap wordt gebruikt om ervoor te zorgen dat andere overheden en instanties voldoende rekening houden met water. De Watertoets is van toepassing op alle plannen van deze partijen die gevolgen (kunnen) hebben voor het watersysteem. |
taludhelling | de verhouding van de hoogte ten opzichte van de breedte van een talud. |
NEN-EN-ISO 14688-1 | NEN-EN-ISO 14688-1:2019+NEN 8990:2020 nl - Geotechnisch onderzoek en beproeving - Identificatie en classificatie van grond - Deel 1: Identificatie en beschrijving |
Natura 2000 | een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de EU. |
waterkwaliteit | alles dat te maken heeft met de (fysisch-chemische en ecologische) kwaliteit van het water. |
NEN-EN-ISO 15682 | NEN-EN-ISO 15682:2001 en - Water - Bepaling van het gehalte aan chloride met doorstroomanalyse (CFA en FIA) en fotometrische of potentiometrische detectie |
referentiepunt | een punt dat gebruikt wordt als referentie-aanduiding. |
grondverdringende paal | een paal waarbij tijdens de plaatsing niet of nauwelijks grond naar het oppervlak wordt getransporteerd en er dus geen holle ruimte rondom de palen ontstaat. |
gewoon onderhoudsplichtige | een natuurlijk of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het gewoon onderhoud van waterkeringen, wateren, oevers, werken of bergingsvoorzieningen voor water of regenwater. |
afvoeren | het door middel van een werk of langs natuurlijke weg brengen of laten stromen van water uit een oppervlaktewater naar een ander oppervlaktewater. |
sondering | een middel om op gestandaardiseerde wijze de indringingsweerstand van een conusvormig lichaam (de conus) te bepalen als maat voor de consistentie of vastheid van de grondslag. |
meetpunt | de aanduiding van een plaats of gebied waar een meting is/wordt verricht. |
versnippering | het ontstaan van (veel) kleine gebieden met hun eigen watersysteem door het splitsen van peilgebieden of het toestaan van onderbemalingen. |
zwemwater | de locaties in oppervlaktewater die door de provincie als zwemwater zijn aangewezen. |
verzilting | de toename van het zoutgehalte in de bodem of het water. |
bijzondere waterkerende constructie | een constructie om, in combinatie met een grondlichaam (waterkering) of in plaats van een grondlichaam, water te keren. |
NEN-ISO 15923-1 | NEN-ISO 15923-1:2013 en - Waterkwaliteit - Bepaling van de ionen met een discreet analysesysteem en spectrofotometrische detectie - Deel 1: Ammonium, chloride, nitraat, nitriet, ortho-fosfaat, silicaat en sulfaat |
verondiepen | het minder diep maken. |
vaarstrook | dat deel van de vaarweg dat op de waterspiegel vrijgehouden moet worden om veilig scheepvaartverkeer mogelijk te maken. |
watertekort | de situatie waarin er niet genoeg water aanwezig is om (gebruiks)functies optimaal te bedienen, zoals beregeningswater voor landbouw. |
erosiebestendigheid | de weerstand van een materiaal tegen de eroderende werking van stromend water, regendruppels of wind. |
flexibel peilbeheer | een vorm van peilbeheer waarbij het waterpeil vrij kan fluctueren binnen een vooraf vastgestelde boven- en ondergrens. |
stuw | een vaste of beweegbare constructie die dient om het peil bovenstrooms van de constructie te verhogen c.q. te regelen. |
beheergebied | een gebied waarvoor geldt dat één organisatie dit beheert. |
afkoppelen | het regenwater van verhard oppervlak infiltreren in de bodem of geleiden naar watergangen in plaats van afvoeren op de riolering. |
kathodische bescherming | een methode van bescherming tegen elektrochemische corrosie van metalen. |
blauwalg | een bacterie die naast chlorofyl ook andere pigmenten gebruikt in een fotosyntheseproces dat sterk lijkt op het fotosyntheseproces van algen. |
beheerstrook | een onverharde strook langs de binnenteen en de buitenteen van een waterkering die onlosmakelijk verbonden is met het talud, een waterveiligheidsfunctie heeft in verband met de benodigde erosiebestendigheid en dient voor de inspectie van en onderhoud aan de waterkering. |
inlaatduiker | een duiker met een afsluitklep voor het binnenlaten van hoger gelegen water in een lager gelegen gebied. |
versneld afvoeren en lozen van hemelwater | de directe afvoer van regenwater via verhard oppervlak naar het oppervlaktewater, zonder dat het regenwater, al of niet tijdelijk, vastgehouden wordt of de gelegenheid krijgt in de bodem te zakken. |
toplaag asfalt | de buitenste verdedigingslaag van een bekledingsconstructie bestaande uit asfalt. |
kwelscherm | een ondoorlatende, in de regel verticale, constructie voor verlenging van de kwelweg. |
Normaal Amsterdams Peil | het Nederlands standaard vergelijkingsvlak voor de hoogteligging. |
inblazen van kabels | een methode om kabels door een mantelbuis te voeren. |
onderhoudsdiepte | de verticale afstand tussen de ingreepmaat en de onderhoudsmaat. |
calamiteit | een plotselinge, onverwachte en ongewone gebeurtenis met aanzienlijke materiële en/of gevolgschade. |
protocol 2101 | het geldende protocol 2101 voor het mechanisch boren, zoals opgesteld door het SIKB. |
NEN-EN-ISO 4064-1 | Watermeters bestemd voor koud en warm drinkwater - Deel 1: Metrologische en technische eisen. |
natuurvriendelijke oever | een oever die ten behoeve van de ecologisch toestand en (natte) natuurwaarden is ingericht met een ondiepe 'natte' zone die oever- en watervegetatie de kans bieden zich te ontwikkelen. |
golfklap | een korte drukstoot op het talud die ontstaat doordat de watermassa van een brekende golf het talud met grote snelheid treft. |
verharde kruin | de bovenkant van een dijklichaam voorzien van verharding. |
waterkerende constructie | een constructie die tot doel heeft om water te keren. |
toplaag | de buitenste verdedigingslaag van een bekledingsconstructie. |
oppervlaktewater | het vrij aan het aardoppervlak voorkomend water zoals sloten, rivieren, kanalen, plassen en meren. |
overstek | - een gedeelte van een bouwwerk dat ten opzichte van het onderliggende deel uitsteekt. - een gedeelte van een bouwwerk dat uitsteekt. - een gedeelte van een bouwwerk dat ten opzichte van de watergang uitsteekt. |
object bij een watergang | een voorwerp bij een watergang, niet zijnde een bouwwerk, bijvoorbeeld hekwerk, raster of lantaarnpaal. |
KWA | Klimaatbestendige Wateraanvoer |
riooloverstort | een inzamelknooppunt, uitgevoerd als voorziening met drempel, voor het onder bepaalde omstandigheden lozen van afvalwater uit het rioleringsnetwerk naar een ander rioleringsnetwerk of oppervlaktewater in de zin van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. |
erosie | het proces waarbij grond, gesteente en dergelijke verplaatst worden door c.q. wegspoelen onder invloed van wind, stromend water of bewegende ijsmassa's. |
belanghebbende | de geïnteresseerde partij, ofwel degene die een belang heeft in een watermanagement aangelegenheid, waarbij de interesse is gelegen in ofwel de exploitatie of in de bescherming van de hulpbron. |
sifon | een kokervormige constructie met een verlaagd middengedeelte dat geheel met water is gevuld en die twee waterlopen met elkaar verbindt. |
inwonerequivalent | een maat voor de belasting van het afvalwater met organische bestanddelen die een inwoner gemiddeld per dag produceert. |
drainage | het afvoeren van overtollig grondwater via drainagebuizen. |
drainagevlak | de in- en/of uitstroomlocatie van de drukdrainage. |
milieueffectrapportage | een rapportage met de in beeld gebrachte milieugevolgen van een nog niet vastgesteld (overheids-)besluit. |
onttrekkingspunt | een locatie waar grond- of oppervlaktewater onttrokken wordt met behulp van een inrichting. |
toplaag losgestort materiaal | de buitenste verdedigingslaag van een bekledingsconstructie bestaande uit losgestort materiaal. |
boogboring met bentoniet | een boogboring waarbij bentoniet door de snijkop spuit om de boorgang open te houden. |
NEN-EN-ISO 12846 | NEN-EN-ISO 12846:2012 en - Water - Bepaling van kwik - Methode met atomaire-absorptiespectrometrie met en zonder concentratie, versie 2012;: |
straatpot | een kleine afsluitbare put in het wegdek waaronder zich bijvoorbeeld een peilbuis bevindt of een afsluiter voor een gasleiding, waterleiding en dergelijke. |
beperkingengebiedactiviteit | een activiteit binnen een beperkingengebied. |
Geschiktheidskaart voor nieuwe woon- en werklocaties | een kaart die inzicht moet geven in de geschiktheid voor nieuwe woon- en werklocaties en is opgesteld door de Utrechtse waterpartners. |
boezem | het stelsel van gemeen liggende, met elkaar in open verbinding staande waterlopen dat geen onderdeel is van een polder en waarop het water van lager gelegen polders wordt uitgeslagen en dienend voor eventueel tijdelijke berging en afvoer naar bv. een rivier. |
schade leidingen | een locatie op een leidingsegment waar schade of reparatie gedaan is. |
toplaag gras | de buitenste verdedigingslaag van een bekledingsconstructie bestaande uit gras. |
robuust en duurzaam watersysteem | een watersysteem dat weerstand en veerkracht heeft (het watersysteem kan tegenstand bieden aan en herstellen van problemen), flexibel is voor het aanpassen aan toekomstige situatie zoals klimaatverandering en zowel nu als op lange termijn betaalbaar en beheerbaar is. |
profielenlegger | de legger bedoeld in artikel 2.39 van de Omgevingswet, waarin wordt beschreven waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. |
erosiebestendige bekleding | de afdekking van een grondlichaam, bijvoorbeeld gras of steen, ter voorkoming van uitspoeling van grond. |
schermbemaling | een retourbemaling van onttrokken grondwater tussen de grondwateronttrekking en een verontreiniging, om verplaatsing van deze verontreiniging te beperken. |
aangewezen vaarweg | een oppervlaktewaterlichaam met een door de provincie aangewezen vaarwegfunctie. |
drainagepomp | een pomp voor de afvoer van drainagewater. |
grondwater | water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met de bodem of ondergrond staat. |
schouwsloot | een tertiaire watergang die belangrijk is voor de werking van het watersysteem en die daarom jaarlijks in de zogenaamde najaarsschouw door het waterschap wordt geschouwd op het uitvoeren van onderhoud. |
afwateren | het afvoeren van overtollig water (op gronden, landerijen en polders) via een stelsel van sloten en beken naar een lozingspunt, bijvoorbeeld een gemaal. |
wateractiviteit | een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk, beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een installatie, niet zijnde een mijnbouwinstallatie, in een waterstaatswerk, lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk, stortingsactiviteit op zee, wateronttrekkingsactiviteit of, voor zover het gaat om een waterschapsverordening, elke andere activiteit waarover die verordening regels bevat. |
protocol 2001 | het geldende protocol 2001 voor het plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen, zoals opgesteld door het SIKB. |
genormeerde bodem | het onder het schouwpeil gelegen grondvlak van een rivier, kanaal, meer, haven etc. met een genormeerde hoogteligging. |
golfoploop | de grootste hoogte boven het dan optredende gemiddeld peil, bereikt door een tegen een talud oplopende golftong. |
NEN 6600-1 | NEN 6600-1:2019 nl - Water - Monsterneming - Deel 1: Afvalwater |
talud | een onder helling gelegen vlak. |
duurzaam | eenkwalificatie van activiteiten en ontwikkelingen, die enerzijds voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar anderzijds niet leiden tot beperkingen voor toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien. |
kerende hoogte | de hoogte die een kunstwerk of waterkering moet hebben. Deze hoogte is bepaald door de eis ten aanzien van overlopen en golfoverslag. |
polderpeil | het reglementair vastgestelde waterpeil in een polder dat door de beherende instantie wordt nagestreefd. |
onttrekkingsperiode | de periode waarbinnen één of meerdere (bij elkaar behorende) onttrekkingen uitgevoerd worden. |
verdroging | alle onbedoelde effecten als gevolg van daling van de grondwaterstand op bos, natuur en landschap, zowel als gevolg van vochttekort als van mineralisatie en verandering in de invloed van kwel en neerslag. |
onttrekkingsfilter | een buis of pijp die op bepaalde gedeelten op en bepaalde manier is geperforeerd om het onttrekken van grondwater mogelijk te maken. |
primaire watergang | een oppervlaktewater dat van overwegend belang is voor de waterbeheersing. |
diepwand | een in de grond vervaardigde betonnen wand, die een dragende en/of waterkerende functie heeft. |
sturingsmarge | een tijdelijke afwijking van het peil uit het peilbesluit, groter dan de beheermarge, en bedoeld om te kunnen anticiperen op weersomstandigheden of op een uitzonderlijk grote watervraag zoals bv. voor nachtvorstschadebestrijding. |
funderingscunet | een uitgegraven gedeelte in een niet draagkrachtige grondlaag, voor de aanleg van een fundering. |
laag zomer- en hoog winterpeil | een vast laag zomerpeil en hoog winterpeil. |
verdroging natuur | de situatie waarbij in een natuurgebied een afname van de hoeveelheid (grond)water of kwel is of de kwaliteit van het (ingelaten) water onvoldoende is voor de natuurwaarden. |
bovenstrooms | verder in de richting waar het water vandaan komt. |
flauwe oever | een oever met een geleidelijk oplopend talud van de watergang naar het land. |
zone waterstaatswerk | deel van de waterkering dat als zodanig in de legger is aangegeven. In de zone waterstaatwerk gelden beperkingen ten aanzien van het gebruik. |
taatskuip | een werkbak die kan worden drooggepompt zodat onder de waterlijn metselwerk geïnspecteerd en droog hersteld kan worden. |
bemaling | het actief beheersen van het peil van grondwater of oppervlaktewater met bijvoorbeeld een pomp of gemaal. |
kritische punt van een bouwput | het kritische punt van een bemaling, is het punt in een bouwput waar, met de aangelegde bemaling, de kleinste verlaging behaald kan worden. |
primaire waterkering | een waterkering die bescherming biedt tegen overstroming door water van een oppervlaktewaterlichaam waarvan de waterstand direct invloed ondergaat van hoge stormvloed, hoog opperwater van een van de grote rivieren, hoog water van het IJsselmeer of het Markermeer, of een combinatie daarvan, en van het Volkerak-Zoommeer, het Grevelingenmeer, het getijdedeel van de Hollandsche IJssel en de Veluwerandmeren. |
beplanting | gewassen, vaste planten en struiken. |
dwarshaven | een insteekhaven met de lange zijde en invaart dwars op de watergang. |
vaarleiding | een gedeelte van een watergang waarop varend onderhoud kan worden uitgevoerd of dat ten behoeve van het varend onderhoud nodig is vanwege de bereikbaarheid, zoals vermeld in de Legger. |
NEN-ISO 15705 | NEN-ISO 15705:2003 en - Water - Bepaling van het chemisch zuurstofverbruik (ST-COD) - Kleinschalige gesloten buis methode |
gesloten dijkperiode | de periode van 1 oktober tot 1 april. |
sloepennetwerk | het netwerk zoals omschreven op www.sloepennetwerk.nl |
doorstroomprofiel | de onder de waterspiegel gelegen dwarsdoorsnede van een watergang. |
dijkpaal | een markant punt op de waterkering of op het strand dat dient als referentiepunt voor afstandsaanduidingen. |
peilbesluitgebied | het gebied waarop een peilbesluit van toepassing is. |
doorgaand object bij een watergang | een object dat evenwijdig aan de watergang over een langere afstand doorloopt, bijvoorbeeld een hekwerk. |
wegzijging | de neerwaartse stroming van (grond-)water door een slecht doorlatende laag. |
bodemsanering | het schoonmaken van vervuilde grond. |
bemalen drainage | een drainage waarbij sprake is van ontwateren van de bodem met behulp van drainagebuizen en een pompinstallatie. |
zomerkade | de waterkering langs een rivier die bij lage afvoeren de rivier in het stroomprofiel houdt. |
watersysteem | het samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken. |
theoretisch profiel (van de waterkering) | het profiel van de waterkering dat in de Legger is vastgesteld, waarbinnen zich geen waterkeringsvreemde elementen mogen bevinden. Dit profiel kan afwijken van het werkelijke profiel. |
sluis | een kunstmatige, beweegbare waterkering die de verbinding tussen twee wateren kan afsluiten of openstellen en daartoe van deuren of schuiven is voorzien. |
kritisch bodemtype | meest kwetsbaar bodemtype voor bodemdaling. |
meetinstrument | een apparaat ingericht voor het meten/waarnemen van één of meer fysische, chemische of biologische parameters/grootheden. |
in- of uittredepunt | het begin- en eindpunt van een ondergrondse gestuurde boring, waar deze (weer) aan het aardoppervlak zichtbaar is. |
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden | een waterschap dat gaat over een groot deel van de provincie Utrecht en een klein deel van de provincie Zuid-Holland. |
peilbesluit | een bestuurlijk besluit met betrekking tot de te handhaven waterhoogte in watergangen. |
vernatting | een verhoging van de grondwaterstand. |
debiet | het volume van een vloeistof of een gas dat per tijdseenheid door een doorsnede stroomt. |
waterstaatswerkzone | de zone die de gehele waterkering beslaat, inclusief de binnen- en buitendijkse zones die van belang zijn om de waterkerende functie van de waterkering te waarborgen. |
baggerspuit | een apparaat dat bagger met water uit de sloot zuigt en dit direct gelijkmatig over het land spuit. |
omgevingsvergunning | omgevingsvergunning als bedoeld in afdeling 5.1 van de Omgevingswet. |
regionale waterkering | een waterkering die is aangewezen op grond van een provinciale verordening en is opgenomen in de legger van het waterschap. |
waterdeel | het kleinste functioneel stukje water met gelijkblijvende, homogene eigenschappen en relaties dat er binnen een water wordt onderscheiden. |
eerste watervoerend pakket | de eerste bodemlaag vanaf het aardoppervlak (vaak opgebouwd uit zand en/of grind), waarin het grondwater zich relatief gemakkelijk kan verplaatsen en die aan de bovenzijde begrensd wordt door een mogelijk slecht doorlatende laag met een vrije waterspiegel en aan de onderzijde begrensd wordt door een ondoorlatende laag. |
geïsoleerde watergang | een op zichzelf staande watergang die niet is verbonden met het oppervlaktewatersysteem. |
bentonietmat | een mat die bestaat uit twee lagen geotextiel met daartussen bentoniet. |
bodemdaling | een daling van het grondoppervlak als gevolg van krimp, klink, zetting, oxidatie en/of verdichting. De grondsoort en de mate van ontwatering spelen hierin een belangrijke rol. |
actieve peilverhoging | de drooglegging actief verkleinen door het verhogen van het waterpeil. |
initiatiefnemer | degene die een handeling gaat of laat uitvoeren, zoals genoemd in de uitvoeringsregels van de Keur. |
natuurvriendelijk onderhoud | onderhoud waarbij rekening wordt gehouden met de aanwezige flora en fauna. |
praktijkpeilgebied | een cluster van gebieden waarin in de praktijk één en hetzelfde peil wordt nagestreefd. |
leggerprofiel | het profiel van een waterstaatswerk zoals dat is vastgelegd in de profielenlegger. |
werken | alle door menselijk toedoen ontstane of gemaakte constructies of inrichtingen, inclusief bouwwerken, en restanten daarvan. |
waterbeheerprogramma | een document waarin het waterschap beschrijft wat de de ambities en inzet zijn voor schoon en gezond water, duurzaamheid en een waterveilig en klimaatbestendig gebied, en hoe het daar samen met anderen aan wil werken. |
afvalwaterketen | de weg van het afvalwater, via het riool, langs de rioolwaterzuiveringsinstallatie, tot het gezuiverde water dat wegstroomt de sloot in. |
keermuur | een muur die door vorm, gewicht en fundering zonder verankering de grond keert. |
onderhoudsplicht | de aansprakelijkheid voor onderhoud van bij het waterschap in beheer zijnde objecten, zoals op de leggerbladen of in voorschriften bij ontheffingen is aangegeven. |
beschermingszone | een aan een waterstaatswerk grenzende zone, waarin ter bescherming van dat werk voorschriften en beperkingen kunnen gelden. |
peilbeheer | het vaststellen en handhaven van het waterpeil in rivieren, beken en sloten. |
object bij een waterkering | hieronder wordt bijvoorbeeld verstaan: straatmeubilair, lantaarnpalen, kunstuitingen, herdenkingsmonumenten, informatieborden, etc. |
Gemeenschappelijke Voorziening Officiële Publicaties | een voorziening waarmee lagere overheden hun regelgeving rechtsgeldig via internet bekend kunnen maken. |
NEN-EN-ISO 13395 | NEN-EN-ISO 13395:1997 nl - Water - Bepaling van het stikstofgehalte in de vorm van nitriet en in de vorm van nitraat en de som van beide met doorstroomanalyse (CFA en FIA) en spectrometrische detectie |
Algemene Wet Bestuursrecht | een wet van 4 juni 1992, houdende algemene regels die de verhouding tussen burgers en bestuursorganen regelen. |
natte profiel | het onder het schouwpeil gelegen oppervlak van de dwarsdoorsnede van een oppervlaktewaterlichaam of (ondersteunend) kunstwerk. |
GLS | Gemiddeld Laagste Stijghoogte van grondwater in een dieper gelegen watervoerend pakket. |
grondwateronttrekking | het onttrekken van grondwater uit de bodem. |
NEN-ISO 5663 | NEN-ISO 5663:1993 en - Water - Bepaling van het gehalte aan Kjeldahl-stikstof - Methode na mineralisatie met seleen |
peilafwijking | een afwijking van de waterstanden in het peilbesluit waarvoor door het waterschap een vergunning is afgegeven of die als zodanig in het peilbesluit zijn opgenomen. |
watergang | een langgerekte verlaging in het terrein van natuurlijke of kunstmatige oorsprong die permanent of periodiek stromend water bevat. |
beweidingsverbod | het niet toegestaan zijn van het beweiden van een waterkering. |
reglement | het Reglement Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden 2008, vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht en Zuid-Holland op 18 februari 2008, respectievelijk 30 januari en 26 maart 2008 en eventuele latere wijzigingen. |
waterpraatkaart | een door het waterschap vastgestelde kaart die aangeeft waar vanuit water en klimaat kansen en beperkingen liggen. |
zandwinput | een put die is ontstaan bij het winnen van zand en gevuld is met water. |
buitengewoon onderhoud | het zorgen voor de instandhouding van een waterstaatswerk. |
mantelbuis | een buis bestemd voor de doorvoer van kabels en leidingen. |
droge sloot | een deel van het oppervlaktewaterlichaam dat een deel van het jaar niet watervoerend is, maar wel belangrijk kan zijn voor de waterhuishouding. |
praktijkpeil | de waterstand die werkelijk in een watergang aanwezig is, afgelezen van de peilschaal. |
wateropgave wateroverlast | de maatregelen die nodig zijn om het watersysteem op orde te brengen voor wateroverlast, dat wil zeggen overlast als gevolg van hevige neerslag en/of onvoldoende ontwatering. |
bentoniet | een kleimineraal met een hoog zwel- en absorptievermogen en een zeer lage doorlatendheid. |
bouwwerk | een constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart. |
inlaten | het laten instromen van water in een gebied. De bedoeling is meestal om de waterstand in een gebied op peil te houden, de waterkwaliteit te verbeteren of de waterstand aan te passen aan gewenste productieomstandigheden. |
binnensloot | een sloot gelegen binnen één kadastraal perceel of tussen twee aan elkaar grenzende kadastrale percelen van één eigenaar. |
NEN-ISO 16354 | NEN-ISO 16354:2013 en - Richtlijnen voor Kennis Bibliotheken en Objectbibliotheken. |
helofytenfilter | een filter dat met behulp van waterplanten (afval)water zuivert. |
peilgebied | een cluster van gebieden waarin één en hetzelfde peil wordt nagestreefd. |
waterbeheer | het geheel van onderzoekingen, plannen, technische werken en bestuurlijke maatregelen, dat dient om te komen tot een zo doelmatig mogelijk integraal beheer van het aanwezige grond- en oppervlaktewater. |
vaarweg | een water dat kan worden bevaren, inclusief de daarin aanwezige kunstwerken, onderverdeeld in aangewezen vaarwegen en overige vaarwateren. |
maalstop | de situatie waarbij het water uit een of meer polders niet meer naar de boezem wordt gepompt, doordat er een of meer poldergemalen zijn stopgezet. |
kenmerkende profiellijn | lijnvormige elementen waarmee bepaalde kniklijnen of referentielijnen van het dijklichaam worden vastgelegd. |
septic tank | een ondergrondse opslagtank voor afval(water) van huizen die niet aangesloten zijn op een riool. |
overig vaarwater | een oppervlaktewaterlichaam waarop recreatievaart mogelijk en door het waterschap toegestaan is en waar geen vaarwegfunctie aan is toegekend of vaarwegbeheerder voor is aangewezen. |
rioolgemaal | het geheel van gebouw, constructies en apparatuur dat wordt gebruikt om afvalwater via een persleiding te transporteren of om het afvalwater op andere wijze omhoog te brengen. |
wandconstructie | een zelfstandige constructie die verticaal geplaatst is met als doel water of grond te keren. |
taludverflauwing | het minder steil maken van het talud. |
gebruiker | een persoon die gebruik maakt van een perceel grond, bijvoorbeeld een eigenaar of een beperkt zakelijk gerechtigde (bijvoorbeeld een recht van opstal of recht van overpad) of een initiatiefnemer. |
Algemeen Bestuur | het hoogste beslisorgaan van het waterschap. Het zet beleid uit en neemt beslissingen. |
schouwpeil | het waterpeil ten opzichte waarvan hoogtes worden gerelateerd. |
secundaire watergang | oppervlaktewater dat van beperkt belang is voor de waterbeheersing. |
NEN-EN-ISO 15681-1 | NEN-EN-ISO 15681-1:2005 en - Water - Bepaling van het gehalte aan orthofosfaat en het totale gehalte aan fosfor met behulp van doorstroomanalyse (FIA en CFA) - Deel 1: Methode met een doorstroominjectiesysteem (FIA) |
niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam | een oppervlaktewaterlichaam dat niet aangewezen en begrensd is in bijlage II van de waterschapsverordening. |
waterbeheerplan | het beleidskader van het waterschap waarin voor zes jaar staat hoe het waterschap zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. |
damwand | een verticale grond- en/of waterkerende constructie, die bestaat uit een rij losse de grond in gedreven wandelementen die door middel van een gronddichte en in sommige gevallen ook waterdichte messing-en-groefverbinding met elkaar zijn verbonden. |
aangrenzend eigenaar | de eigenaar van het perceel of de percelen grenzend aan de kernzone van een oppervlaktewaterlichaam. |
onderhoudspad | een pad of strook grond gelegen langs een waterstaatswerk ten behoeve van beheerdoeleinden. |
onderwaterdrainage | het met behulp van drainagebuizen kunstmatig ontwateren van de bodem, of brengen van oppervlaktewater in de bodem. De drainagebuizen liggen onder het winterpeil maar boven het zomerpeil, waardoor in de winterperiode de drainagebuizen draineren en in de zomerperiode de drainagebuizen oppervlaktewater in de bodem brengen. |
kruin | het hoogste punt in het dwarsprofiel van het dijklichaam. |
kwetsbaar gebied | een gebied met een verhoogd risico op schade door zetting (als gevolg van bodemopbouw en bouwwijze) of met een verhoogd risico op verdroging. |
steiger | een constructie langs of boven het water. |
ontwateringsdiepte | het verschil tussen het maaiveld en het (gemiddeld hoogste) grondwaterpeil. |
windsingel | een aanplanting van bomen of hagen, gebruikt als windscherm of emissiescherm. |
sediment | korrelvormig materiaal dat door verwering en erosie van het vaste aardoppervlak is ontstaan. |
grondwatersanering | het verwijderen van verontreinigende componenten uit een grondwatersysteem door middel van onttrekking (en zuivering) van verontreinigd grondwater. |
waterkerend vermogen | het vermogen om een bepaalde waterdruk als gevolg van hoogwater te weerstaan. |
bemalingsgebied | een gebied waarvan de afwatering door één gemaal plaatsvindt. Een bemalingsgebied kan uit meerdere peilgebieden bestaan. |
NEN 6966 | NEN 6966:2005/C1:2006 nl - Milieu - Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten - Atomaire-emissie-spectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) |
infovijver | het open data portaal van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden |
ontluchter | een voorziening voor het ontluchten van leidingsystemen c.q. tanks. |
profiel | de doorsnede van een object in lengterichting, in dwarsrichting of langs een verticaal, waarbij kenmerken van het object langs de doorsnede worden vastgelegd. |
slootwaaier | een waaiervormig hekwerk bij een sloot. |
retourbemaling | het in de bodem terugbrengen van onttrokken grondwater. |
afmeervoorziening | een voorziening voor het afmeren van een vaartuig. |
peilfasering | het in stappen verlagen van het waterpeil. |
uitlogend materiaal | een materiaal, dat in vaste vorm is gebonden maar door contact met water uit de vaste substantie worden onttrokken en oplost in dat water. |
afvoergebied | een cluster van peilgebieden met als gemeenschappelijk kenmerk dat ze via een gemeenschappelijk punt hun water lozen op een hoofdsysteem. |
onderhoudsplichtige | een natuurlijk of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het onderhoud van waterkeringen, wateren, oevers, werken of bergingsvoorzieningen voor water of regenwater. |
lozen van water | het door middel van een werk brengen van water in een oppervlaktewater(lichaam), op of in de bodem of in riolering. |
baggerdepot | een bewaarplaats waar vrijgekomen bagger tijdelijk of langdurig kan worden opgeslagen. |
verbindingsstuk | een hulpstuk bestemd voor het verbinden van leidingen. |
afsluiter | een apparaat waarmee een doorstroomopening geheel of gedeeltelijk kan worden afgedicht. |
warmtevracht | een maat voor het opwarmend vermogen van het koelwater. |
terugbrengen van water in de bodem | het terugbrengen van onttrokken grondwater in de bodem in hetzelfde watervoerend pakket als waarop het grondwater onttrokken is. |
baggerboot | een boot die is gebouwd en die wordt gebruikt om waterwegen uit te baggeren. |
onderhoud | maatregelen om de functionele kwaliteit in stand te houden of te herstellen en dus de levensduur van een (object)onderdeel te realiseren c.q. te verlengen. |
overgedimensioneerde waterkering | een waterkering waarbij geen sprake is van een binnentalud, omdat het achterliggende land over grote afstand op of boven het maatgevende boezempeil ligt. |
onttrekkingsinrichting | een inrichting of werk, bestemd voor het onttrekken van grond- of oppervlaktewater. |
NEN-EN-ISO 10301 | NEN-EN-ISO 10301:1997 en - Water - Bepaling van zeer vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen - Gaschromatografische methoden |
gewoon onderhoud waterkeringen | werkzaamheden die de functie van de waterkering in stand houden, zoals het bestrijden van schadelijk wild, herstel van geringe beschadigingen, het in stand houden van begroeiingen en materialen dienstig aan de waterkering en het verwijderen van begroeiingen en materialen die schadelijk zijn voor de instandhouding van de waterkering. |
houtgewas | houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken heggen en bomen. |
niet-waterkerend object | een object op of in de dijk dat geen waterkerende functie heeft, zoals leidingen, woningen en bomen. |
flexibilisering peilbeheer | het verbeteren van het peilbeheer zonder vast te houden aan starre peilregimes wanneer dit niet nodig is. |
NEN-EN 12566-1 | NEN-EN 12566-1:2016 en - Kleine afvalwaterzuiveringsinstallaties ≤ 50 IE - Deel 1: Geprefabriceerde septictanks |
stijghoogte | het potentiele peil van het wateroppervlak van het grondwater gemeten ten opzichte van een bepaald niveau (maaiveld of NAP). |
maaiveld | de hoogteligging van het grondoppervlak in een gebied, met uitzondering van taluds en bermen of andere (kunstmatige) verhogingen dan wel verlagingen. |
insteek | de snijlijn van het talud van een oppervlaktewaterlichaam met het maaiveld. |
peilschaal | een gegradueerde schaal die gebruikt wordt voor het aangeven van de waterstand in een waterlichaam. |
peilaanpassing | een neerwaartse bijstelling van het waterpeil ten opzichte van voorgaande peilbesluiten. Bij peilaanpassing wordt de natuurlijke maaivelddaling gevolgd. De drooglegging verandert niet ten opzichte van voorgaande peilbesluiten. |
NEN-norm | een Nederlandse Norm waarin beschreven staat welke afspraken er zijn, of aan welke specificaties of criteria een product, dienst of methode moet voldoen. |
verlanden | het optreden van verlanding. |
pigginginstallatie | een installatie voor het verzenden, ontvangen of afsluiten van pigs. |
veenoxidatie | het proces waardoor veen in de bodem afbreekt en bodemdaling optreedt. |
nautisch vaarwegbeheer | de zorg voor een vlotte en veilige afwikkeling van de scheepvaart door onder meer bewegwijzering en handhaving van (vaar)regels. |
aangewezen oppervlaktewaterlichaam | een oppervlaktewaterlichaam dat is aangewezen en begrensd in bijlage II van de waterschapsverordening. |
overnamepunt | een locatie waar de overdracht plaatsvindt van het water uit de riolering aan de beheerder van de afvalwaterzuiveringinrichting. |
vigerend beleid | het op dit moment geldende beleid. |
Wabo | Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. |
kanoroute | een door een overheid aangewezen route voor kanovaren. |
ondersteunend kunstwerk | een kunstwerk dat van belang is voor en ten dienste staat van het watersysteembeheer, zoals gemalen, dammen, duikers, sluizen, stuwen en inlaatwerken. |
waterschapsomslag | de belasting die het waterschap oplegt aan eigenaren van een gebouw of perceel grond. |
pomp | een werktuig dat door middel van een verschil in druk vloeistoffen of gassen verplaatst. |
scheidende laag | een bodemlaag tussen twee watervoerende pakketten waar grondwater moeilijk of niet doorheen stroomt. |
infiltratiesysteem | het met behulp van drainagebuizen kunstmatig ontwateren van de bodem, of het brengen van oppervlaktewater in de bodem. De drainagebuizen liggen onderwater. In de winterperiode draineren de drainagebuizen en in de zomerperiode brengen de drainagebuizen oppervlaktewater in de bodem. |
gewoon onderhoud watergangen | werkzaamheden die de functie van het natte profiel van de watergang in stand houden, zoals het verwijderen van voorwerpen, materialen en stoffen die de aan-, afvoer of berging hinderen, en het schonen, maaien en verwijderen van begroeiingen anders dan die dienen voor de verdediging van de taluds. |
waterbergend vermogen | de capaciteit om water op te vangen. |
GHS | Gemiddeld Hoogste Stijghoogte van grondwater in een dieper gelegen watervoerend pakket. |
af-/aanvoergebied | een gebied begrensd door (stroom)scheidingen, waaruit beschouwd vanuit het afvoerpunt het water van dat gebied afstroomt of via bemaling getransporteerd wordt naar het desbetreffende afvoerpunt. |
NEN-EN-ISO 5815-2 | NEN-EN-ISO 5815-2:2003 en - Water - Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) - Deel 2: Methode voor onverdunde monsters |
college | het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. |
voorkeursvolgorde | de volgorde voor het omgaan met afvalwater zoals opgenomen in artikel 10.29a Wet milieubeheer. De volgorde van lozen van zeer licht en licht verontreinigd afvalwater die volgens dit artikel de voorkeur geniet, is: 1) hergebruik, 2) lozen op of in de bodem 3) lozen in een oppervlaktewater 4) lozen in een hemelwaterriool of 5) lozen in een vuilwaterriool. |
wegzijging | de neerwaartse stroming van (grond-)water door een slecht doorlatende laag. |
proefsleuf | een gegraven sleuf, voorafgaand aan de voorgenomen werkzaamheden, om na te gaan wat er in de grond zit, bijvoorbeeld kabels en leidingen. |
droge slootdiepte | de verticale afstand tussen maaiveld en de (water)bodem. |
compartimenteringswerk | een constructie in het boezemwatersysteem waarmee het mogelijk is om de boezem af te sluiten. |
onttrekken | het kunstmatig halen van water uit een oppervlaktewaterlichaam of uit het grondwater. |
oppervlaktewaterlichaam | het samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, en de bijbehorende bodem en oevers, alsmede flora en fauna. |
dynamisch peilbeheer | een vorm van peilbeheer waarbij het waterpeil wordt gestuurd binnen een van tevoren vastgestelde boven- en ondergrens. |
Gedeputeerde Staten | het college dat het dagelijks bestuur van de provincie vormt. |
Kaderrichtlijn Water | een door de EU (Richtlijn 2000/60/EG) dd 23 okt. 2000 vastgestelde richtlijn. |
zandbed | het bovenste gedeelte van de aardebaan, waarvan het materiaal aan bepaalde eisen moet voldoen en waarop de verharding rust. |
aanmeervoorziening | een voorziening voor het afmeren van een vaartuig. |
langshaven | een insteekhaven met de lange zijde en invaart evenwijdig aan de watergang. |
streefpeil | het in een peilgebied nagestreefd peil. |
ligplaats | een ligplaats is een formeel door de gemeente als zodanig aangewezen plaats in het water, al dan niet aangevuld met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, dat bestemd is voor het permanent afmeren van een voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikt vaartuig. |
NEN-EN-ISO 14688-2 | NEN-EN-ISO 14688-2:2019+NEN 8991:2020 nl - Geotechnisch onderzoek en beproeving - Identificatie en classificatie van grond - Deel 2: Grondslagen voor een classificatie |
dijklichaam | een waterkerende constructie die bestaat uit de kruin met aan weerszijde taluds, met inbegrip van eventuele bermen en 5 meter vlak aan weerzijden (of tot aan de bodem van een naastliggende watergang). |
afwijkend peil | een afwijking van het in het peilbesluit aangegeven waterpeil. |
infiltreren van water | het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater. |
watervoerend pakket | een geologische formatie waarbinnen de relatief (ten opzichte van de omgeving) hoge doorlatendheid aanzienlijk transport van grondwater mogelijk maakt. |
coupure | een onderbreking in een waterkering voor de doorvoer van een weg of spoorweg, die bij extreme waterstanden afsluitbaar is. |
provinciale waterverordening | Waterverordening Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden 2009, vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht en Zuid-Holland, resp. 26 oktober en 14 oktober 2009 en eventuele latere wijzigingen. |
NEN-EN 13284-1 | NEN-EN 13284-1:2017 en - Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van massaconcentratie van stof in lage concentraties - Deel 1: Manuele gravimetrische methode |
waterbank | een boekhouding waarin de hoeveelheid gedempt en gegraven oppervlaktewater en de compensatie voor de toename van het versneld afvoeren van hemelwater vanaf nieuw verhard oppervlak wordt bijgehouden, met het doel om te zorgen dat de compensatie wordt bijgehouden en op termijn wordt uitgevoerd. |
kamervispassage | een vispassage uitgevoerd als een metalen bak met tussenschotten en openingen, kamers, waar de vissen doorheen kunnen zwemmen. |
dämmer | een dikke vloeibare stof die wordt gebruikt om leidingen van een relatief kleine diameter over de gehele lengte te vullen, waardoor deze blijvend flexibel en waterdicht is. |
functie | in de omgevingsvisies die gemeenten en provincie opstellen voor hun gebied worden functies toegekend zoals landbouw, natuur, of bebouwd gebied (stedelijk). |
waterdiepte | de verticale afstand tussen het schouwpeil en de ingreepmaat. |
ecologische hoofdstructuur | een samenhangend stelsel van kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones dat prioriteit krijgt in het natuur- en landschapsbeleid van de overheid. |
zomerpeil | een vast peil dat in de zomerperiode wordt gehanteerd. De periode wordt in het peilbesluit vastgelegd en mag ook afhangen van de weersgesteldheid. |
baggerspecie | het slib dat vrijkomt bij het baggeren van een watergang. |
traject | gekoppelde objecten die gerealiseerd en in stand gehouden worden voor een of meerdere specifieke waterstaatkundige functies. |
verbindingsduiker | een duiker die uitsluitend tot doel heeft het verbeteren van de waterkwaliteit. |
geroerde grond | grond die in het verleden is bewerkt of omgewoeld, of waarbij grondverbetering of grondophogingen zijn uitgevoerd, waardoor de stabiliteit is afgenomen en zich zettingen kunnen voordoen. |
NEN-EN-ISO 15680 | NEN-EN-ISO 15680:2003 en - Water - Gaschromatografische bepaling van een aantal monocyclische aromatische koolwaterstoffen, naftaleen en verscheidene gechloreerde verbindingen met 'purge-and-trap' en thermische desorptie |
stuwput | een put voorzien van een afvoerbeperking. |
fauna-uitstapplaats | een voorziening langs een steile oever van een waterweg, waar (te water geraakte) dieren aan land kunnen komen. |
onderhoudsmaat | een hoogtemaat gelijk aan de hoogte van de ingreepmaat minus de onderhoudsdiepte. |
passieve vernatting | de drooglegging passief laten verkleinen door bodemdaling. |
heavescherm | een ondoorlatende, in de regel verticale, constructie ter verhoging van de verticale uittredegradiënt verhoogd, om te voorkomen dat zandkorrels uitstromen. |
zomer- en winterpeil | een vast hoog zomerpeil en laag winterpeil. |
visrecht | het recht om te vissen. |
onderpeil | het laagst toegestane waterpeil zoals vastgesteld in het geldende peilbesluit. |
freatisch grondwater | het water in de verzadigde zone van de bovenste bodemlaag (deklaag) met een vrije grondwaterspiegel. Dit grondwater staat rechtstreeks in verbinding met de atmosferische luchtdruk. |
overlaging | het aanbrengen van meerdere lagen asfalt over elkaar, zonder dat de oude asfaltlagen eerst worden verwijderd. |
oeverbescherming | het materiaal dat aangebracht is op de grens van water en land, ofwel langs de waterkant, om ofwel de oever tegen afkalving te beschermen, dan wel te voorkomen dat door afkalving van de oever de doorstroming, de waterbeheersing of het vaarwegverkeer belemmerd wordt. |
NEN-EN-ISO 17852 | NEN-EN-ISO 17852:2008 en - Water - Bepaling van kwik - Methode met atomaire fluorecentiespectometrie |
boorstaat | een boorstaat is een log of beschrijving van een boring, met onder andere diepte, grondsoort, kleur en specifieke waarnemingen. |
NEN-EN 872 | NEN-EN 872:2005 en - Water - Bepaling van het gehalte aan onopgeloste stoffen - Methode door filtratie over glasvezelfilters |
opstuwing | een peilstijging als gevolg van verminderde doorstroming. |
gebiedsvreemd water | water dat van elders in een (peil)gebied wordt ingelaten. Dit water heeft meestal een waterkwaliteit die niet van nature voorkomt in dit (peil)gebied. |
m-mv | de diepte ten opzichte van maaiveld; meter min maaiveld. |
steenzetting | de bedekking van een talud met berg-, breuk- of riviersteen. |
aquaduct | een kunstwerk waarmee een waterloop in een open constructie over een weg of andere waterloop wordt gevoerd. |
watervergunning | een vergunning als bedoeld in de Waterwet. |
droogleggingsnorm | de optimale drooglegging voor een bepaalde combinatie van functie, grondsoort en grondgebruik, geldend bij winterpeil. |
waterbezwaar | de totaal onttrokken of te onttrekken hoeveelheid (grond)water. |
spindelafsluiting | een schuifplaat op een waterinlaat die met behulp van een schroefdraad geopend en gesloten kan worden. |
binnentalud | het hellend vlak van het dijklichaam aan de binnendijkse zijde van de dijk. |